Wednesday, February 13, 2008

'De vraag aan het noodlot', een toneelstuk van Arthur Schnitzler met hypnose & jaloerzie als thema

Terug naar de hypnosebibliotheek
©Johan Eland
De vraag aan het noodlot


Anatole, Max, Cora
Anatole.’s kamer

Max. Waarachtig, Anatole., ik benijd je …..
Anatole. (glimlacht)
Max. Nou, ik moet je zeggen, ik stond verstomd. Ik had tot nog toe dat alles maar voor een sprookje gehouden. Maar toen ik dat nu zag,….. hoe zij voor mijn oogen insliep`…..hoe zij danste, toen jij haar zei dat ze een balletdanseres was, en hoe zij schreide toen je haar zei dat haar geliefde gestorven was, en hoe zij een misdadiger genade schonk, toen je haar tot koningin maakte…..
Anatole. Ja, ja.
Max. Ik zie dat er een toovenaar in je schuilt!
Anatole. In ons allemaal.
Max. Griezelig.
Anatole. Dat kan ik niet zeggen…..Niet griezeliger dan het leven zelf. Niet griezeliger dan zoo veel, waar men in de loop der eeuwen toe gekomen is. Hoe denk je wel dat onze voorouders te moede moet geweest zijn toen zij plotseling hoorden dat de aarde draait? Zij moeten wel allen duizelig geworden zijn!
Max. Jawel….. maar dat raakte iedereen!
Anatole. En als de lente voor het eerst zou ontdekt worden! …..Ook daaraan zouden de menschen niet gelooven! Niettegenstaande de groene boomen, de bloeiende bloemen en zelfs de liefde.
Max. Je dwaalt af; dat zijn maar praatjes. Met het magnetisme…..
Anatole. Hypnotisme…..
Max. Neen, daarmee is ’t weer iets anders. Nooit ofte nimmer zou ik mij laten hypnotiseeren.
Anatole. Kinderachtig! Wat is daar nu aan, als ik je zeg dat je moet inslapen, en je gaat kalm liggen.
Max. Jawel, en dan zeg je: ,, je bent een schoorsteenveger”en dan klim ik in den schoorsteen en zit vol roet!.....
Anatole. Nou ja, dat zijn maar grappen…..
Het grootsche van de zaak is de wetenschappelijke toepassing. – Maar ach, zoo heel ver zijn wij toch nog niet.
Max. Hoezoo….?
Anatole. Nou, ik die dat meisje vandaag in allerlei andere omgevingen verplaatsten kon, hoe zal ik mij zelf in een andere overbrengen?
Max. Is dat dan niet mogelijk?
Anatole. Ik heb het al beproefd, om je de waarheid te zeggen. Ik heb op dezen ring ring met dien diamant, minuten lang gestaard en heb mij zelf de gedachte opgedrongen: Anatole.! Slaap in! Als je wakker wordt zal de gedachte aan die vrouw, die je krankzinnig maakt, uit je hart verdwenen zijn.
Max. En, toen je wakker werdt?
Anatole. O, ik ben heelemaal niet ingeslapen.
Max. Die vrouw…..die vrouw?.....Dus nog altijd?
Anatole. Ja, beste vriend!.....nog altijd Ik ben ongelukkig, ben gek.
Max. Dus nog altijd…..in twijfel?
Anatole. Neen, niet in twijfel. Ik weet dat zij mij bedriegt! Terwijl zij aan mijn lippen hangt, terwijl zij mijn haar streelt…..terwijl wij zalig zijn- weet ik, dat zij mij bedriegt.
Max. Verbeelding!
Anatole. Neen!
Max. En je bewijzen?
Anatole. Ik voel het…ik voel het als een zekerheid…..daarom weet ik het!
Max. Zonderlinge logica!
Anatole. Altijd zijn deze vrouwen ons ontrouw. Dat ligt zoo in hun aard….zij weten het niet eens…..Evenals ik twee of drie boeken tegelijk lezen moet, moeten deze vrouwen twee of drie amourettes hebben.
Max. Zij houdt toch van je?
Anatole. Oneindig veel…..Maar dat doet er niet toe. Zij is mij ontrouw.
Max. En met wien dan?
Anatole. Weet ik ‘t! Misschien met een prins die haar op straat nageloopen is, misschien met een verzenmaker uit een huis in de voorstad, die haar uit zijn raam heeft toegelachen, toen zij ’s morgens voorbij ging!
Max. Dwaas die je bent!
Anatole. En welke reden zou zij wel hebben om mij niet ontrouw te zijn? Zij is net als alle anderen, houdt van het leven en denkt niet na.
Als ik haar vraag: hoû je van mij? – dan zegt zij ja – en zegt de waarheid; en als ik haar vraag: ben je mij trouw? – dan zegt zij weer ja – en weer zegt zij de waarheid, omdat zij aan de anderen in ‘t geheel niet meer denkt - op dat oogenblik ten minste. En dan, heeft er je ooit een geantwoord: beste vriend, ik ben je ontrouw? Dus hoe kan je ‘t dan ooit zeker weten? En als zij mij trouw is -
Max. Dus toch!-
Anatole. Dan is dat puur toeval….. Zij denkt volstrekt niet: O, ik moet hem trouw blijven, mijn lieven Anatole.…..volstrekt niet…..
Max. Maar als ze toch van je houdt?
Anatole. Och mijn naïeve vriend! Als dàt een reden was.
Max. Wel?
Anatole. Waarom ben ik haar niet trouw!....Ik hoû stellig van haar!
Max. Nou ja! Een man!
Anatole. De oude malle frase! Altijd willen wij ons opdringen dat de vrouwen daarin anders zijn dan wij. Ja, sommigen…..die door hun moeder opgesloten worden, of die geen temperament hebben…..Zoo zijn wij net eender.
Als ik tegen een vrouw zeg: ik heb je lief, jou alleen, - dan voel ik niet dat ik haar wat voorlieg, ook als ik den nacht te voren aan den boezem van eene andere heb gelegen.
Max. Nou ja…..jij!
Anatole. Ik…..ja! En jij misschien niet? En zij, mijn aangebeden Cora misschien niet? O! het maakt mij razend. Als ik op mijn knieën voor haar lag en zei: mijn schat, mijn kind – alles is je bij voorbaat al vergeven – maar zeg mij de waarheid – wat zou mij dat helpen? Zij zou liegen, net als vroeger – en ik zou net even ver zijn. Heeft er soms mij nog nooit een gesmeekt: ,,Om ’s hemels wil! Zeg ’t mij…..ben je mij heusch trouw? Geen enkele woord van verwijt als je ’t niet bent; maar de waarheid! Ik moet ’t weten”…..Wat heb ik dan gedaan? Gelogen…..kalm, met een zalig lachje…..met het zuiverste geweten. Waarom zal ik je verdriet doen, heb ik gedacht? En ik zei: ja, mijn engel! Trouw tot in den dood. En zij geloofde mij en was gelukkig!
Max. Welnu dan!
Anatole. Maar ik geloof niet en ben niet gelukkig! Ik zou het zijn, als er een of ander onfeilbaar middel bestond om deze dwaze, lieve, hatelijke wezens tot spreken te krijgen of op een andere manier achter de waarheid te komen…..Maar er bestaat er geen, behalve het toeval.
Max. En de hypnose?
Anatole. Hè?
Max. Man…..de hypnose…..ik bedoel het zoo: je maakt haar in slaap en zegt: je moet mij de waarheid zeggen.
Anatole. Hm…..
Max. Je moet…..hoor je……
Anatole. Zonderling!…..
Max. Dat zou toch moeten gaan….. En dan vraag je haar verder…..hoû ja van mij? – Van een ander?..... Waar kom je vandaan? – Waar ga je naar toe? – Hoe heet die andere? En zoo verder.
Anatole. Max! Max!
Max. Wel?.....
Anatole. Ja hebt gelijk! Zoo zou iemand een toovenaar kunnen zijn! Zoo zou je een woord van waarheid uit een vrouwenmond te voorschijn kunnen tooveren.
Max. Welnu dan? Ik zie je al gered! Cora is stellig een geschikt medium……nog van avond kan je dan weten of je een bedrogen man bent….. of een…..
Anatole. Of een God! ….. Max!.....ik omhels je!.....Ik voel me als verlost….. ik ben een heel ander mensch. Ik heb haar in mijn macht…..
Max. Ik ben waarachtig nieuwsgierig…..
Anatole. Hoezoo? Twijfel je soms?
Max. O zoo, anderen mogen niet twijfelen, jij alleen maar…..
Anatole. Zeker…..Als een getrouwd man het huis uitgaat, waar hij zooeven zijn vrouw met haar minnaar betrapt heeft, en een vriend komt hem te gemoet met de woorden: ik geloof dat je vrouw je bedriegt, dan zal hij niet antwoorden, ik ben daar net van overtuigd geworden….. maar je bent een schurk….
Max. Ja, ik had daar haast vergeten dat het de eerste plicht is van een vriend – zijn vriend zijn illusies te laten behouden.
Anatole. Stil…..
Max. Wat is er?
:Anatole. Hoor je haar niet? Ik ken haar stap. Als klinkt die nog beneden in de gang.
Max. Ik hoor niets.
Anatole. Al heel dicht bij!.....Op het portaal… (opent de deur) Cora!
Cora (buiten). Goeden avond! O je bent niet alleen…..
Anatole. Vriend Max!
Cora (binnenkomend) Goeden avond! Wat, zoo in het donker?.....
Anatole. Och, ’t is nog schemerlicht. Je weet daar hou ik van.
Cora (zijn haar streelend) Mijn dichtertje!
:Anatole. Mijn liefste Cora!
Cora Maar ik zal toch maar licht aansteken…. Als je het goed vindt (zij steekt de kaarsen aan)
Anatole. (tegen Max) Is zij niet schattig?
Max. O!
Cora Wel, hoe gaat het, Anatole.? – en U Max? – Zit je al lang samen te praten?
Anatole. Een half uurtje.
Cora: Zoo (Zij ontdoet zich van hoed en mantel.) En waarover?
:Anatole. Over allerlei dingen
Max. Over de hypnose.
Cora O, alweer die hypnose! ’t Is om er suf van te worden.
Anatole. Nou…..
Cora Zeg, Anatole., ik wou dat jij mij eens hypnotiseerde.
Anatole. Ik…..jou…..?
Cora Ja, ik verbeeld mij dat ’t iets heel prettigs moet zijn. Dat wil zeggen – door jou.
:Anatole. Dank je.
Cora Door een vreemde…..neen, neen, dat zou ik niet willen.
Anatole. Nou, schatje,….als je ’t wilt zal ik je hypnotiseeren.
Cora Wanneer?
Anatole. Nu dadelijk, terstond!
Cora Ja! Best! Wat moet ik doen?
Anatole. Niets anders, kindlief, dan kalm op je stoel blijven zitten en willen inslapen.
Cora. O, dat wil ik wel!
Anatole. Ik ga voor je staan, je kijkt me aan…..nou…..kijk mij dan aan…..ik strijk met mijn handen over je voorhoofd, je oogen. Aldus…..
Cora Nou ja, en wat dan…..?
Anatole. Niets…..Je moet alleen maar willen inslapen.
Cora Zeg, als je zoo over mijn oogen heen strijkt, krijg ik zoo’n raar gevoel…..
Anatole. Kalm…..niet praten,,,,,slapen, Je bent al heel moe.
Cora Neen,
Anatole. Jawel!!.....een beetje moe.
Cora Een beetje, ja…..
Anatole. …..Je oogleden worden zwaar….heel zwaar, je kunt handen haast niet meer oplichten…..
Cora (zachtjes) ’t is waar.
Anatole. (haar steeds over voorhoofd en oogen heenstrijkend, eentonig.) Moe…..heel moe ben je…..slaap nu in, kindlief…..slaap.
(Hij keert zich om naar Max, die bewonderend toekijkt, zet een zelfbewust, triomfeerend gezicht.) Slapen…..Nu zijn je oogen vast gesloten…..Je kunt ze niet meer open doen…..
Cora (wil haar oogen open doen)
Anatole. Het gaat niet…..Je slaapt…..Maar kalm doorslapen…..Zoo…..
Max. (wil iets vragen). Zeg…..
Anatole. Kalm (tegen Cora)….. Slapen……vast, diep slapen. (Hij blijft een poosje voor Cora staan, die rustig ademhaalt en slaapt)
Zoo…..nu kan je vragen.
Max. Ik wou alleen maar vragen of zij heusch slaapt.
Anatole. Dat zie je toch…..Nu zullen wij een oogenblikje wachten. (Hij staat vóór haar, kijkt haar kalm aan. Groote pauze.) Cora!.....
Je zult mij antwoorden…..Antwoorden. Hoe heet je?
Cora Cora
Anatole. Cora, wij zijn in het bosch.
Cora O, …..in het Bosch…..hoe mooi!
De groene boomen…..en de nachtegalen.
Anatole. Cora…..Je zult mij nu in alles de waarheid zeggen…..Wat zal je doen Cora?
Cora Ik zal de waarheid zeggen
Anatole. Je zult mij alle vragen eerlijk naar waarheid beantwoorden, en als je wakker wordt, zal je weer alles vergeten hebben! Heb je mij begrepen?
Cora Ja.
Anatole. Nu slapen…..rustig slapen. (tegen Max) Nu zal ik haar dan vragen doen….
Max. Zeg hoe oud is zij eigenlijk?
Anatole. Negentien….Cora, hoe oud ben je?
Cora Een en twintig jaar.
Max. Haha!
Anatole. Psst…..dat is iets buitengewoons….. Je ziet daaruit…..
Max. O, als zij geweten had dat zij zoo’n goed medium is!
Anatole. De suggestie heeft gewerkt. Ik zal verder vragen - Cora heb je mij lief?
Cora Ja!
Anatole. (triomfeerend) . Hoor je ‘t?
Max. En dus nu met de hoofdkwestie of zij trouw is?
Anatole. Cora! (zich omkeerend) Dat is een gekke vraag.
Max. Waarom?
Anatole. Zoo kan je dat toch niet vragen!
Max. …..?
Anatole. Ik moet die vraag anders stellen.
Max. Mij dunkt toch dat die nauwkeurig genoeg gesteld is.
Anatole. Neen, dat is juist de fout, ze is niet nauwkeurig genoeg gesteld.
Max. Hoe bedoel je?
Anatole. Als ik haar vraag: ben je trouw, dan bedoelt zij dan in den allerruimsten zin.
Max. En?
Anatole. Zij omvat dan misschien het heele….verleden….. Dan denkt zij mogelijk aan een tijd toen zij iemand anders lief had…..en zal antwoorden: neen.
Max. Dat zou ook heel interessant zijn.
Anatole. Dank je wel…..Ik weet dat Cora ook anderen gekend heeft, voor mij….. Zij heeft mij zelf eens gezegd: Ja, als ik geweten had dat ik jou eens zou ontmoeten…..dan…..
Max. Maar dat heeft zij niet geweten.
Anatole. Neen…..
Max. en wat je vraag betreft…..
Anatole. Ja…..die vraag…..ik vind ze plomp, aldus gesteld ten minste.
Max. Nou, stel ze dan bijvoorbeeld zoo: Cora ben je mij trouw geweest zoo lang je mij kent?
Anatole. Hm….. Dat zou gaan. (Voor Cora) Cora! Ben je…..och dat is ook onzin!
Max. Onzin?
Anatole. Nou ja…..je moet toch ook bedenken hoe wij elkander leerden kennen. Wij hadden immers zelf niet het minste idee. Dat wij eens zoo dol veel van elkander zouden houden.
De eerste dagen beschouwden wij allebei het heele geval als iets voorbijgaands. Wie weet…..
Max. Wie weet…..?
Anatole. Wie weet of zij niet pas van mij is gaan houden, - toen zij ophield van een ander te houden? Wat heeft dat meisje beleefd een dag vóór ik haar aantrof, vóór wij het eerste woord met elkander spraken? Was het haar wel mogelijk zich zoo maar dadelijk los te maken? Heeft zij misschien niet nog dagen en weken lang een oude ketting moeten meesleepen, moeten zeg ik.
Max. Hm.
Anatole. Ik wil zelfs nog verder gaan….. Den eersten tijd was het immers maar een gril van haar – net als van mij Wij hebben het allebei niet anders beschouwd, wij hebben niets anders van elkander verlangd, dan een vluchtig, zoet geluk. Als zij in dien tijd iets verkeerds gedaan heeft, wat kan ik haar dan verwijten? Niets – volstrekt niets.
Max. Je bent wel eigenaardig goedmoedig.
Anatole. Neen, volstrekt niet, ik vind het alleen maar onedel om van de voordeelen van een tijdelijken toestand op deze manier partij te trekken.
Max. Nou, dat is stellig een voorname opvatting. Maar ik zal je uit de verlegenheid helpen.
Anatole. -?
Max. Je vraagt op de volgende manier: Cora, zoo lang je mij liefhebt…..ben je mij toen trouw geweest?
Anatole. Dat klink wel heel duidelijk.
Max. …..En?
Anatole. Maar is ’t toch volstrekt niet.
Max. O!
Anatole. Trouw! Wat wil dat eigenlijk zeggen: trouw! Stel je voor dat zij gisteren in een spoorwegcoupé heeft gezeten en een tegenover haar zittende heer, raakt met zijn voet de punt van den haren aan. En nu, met dit eigenaardige door den hypnotischen slaap tot in het oneindige verhoogde vermogen om de dingen in zich op te nemen, in deze verfijnde gevoels-capaciteit, zooals zonder twijfel een medium dan bezit, is het heelemaal niet uitgesloten, dat zij ook dat als trouwbreuk aanziet.
Max. Nou zeg !
Anatole. Nog zooveel te meer omdat zij in onze gesprekken over dit onderwerp, zooals wij die dikwijls hielden, mijn misschien wat overdreven opvattingen leerde kennen. Ik zelf heb haar wel gezegd: Cora, ook als je een anderen man eenvoudig maar aankijkt, dan is dat al ontrouw jegens mij!
Max. En zij?
Anatole. En zij, zij lachte mij uit en zei hoe ik er toch maar aan denken kon dat zij naar een anderen man zou kijken.
Max. En toch geloof je - ?
Anatole. Er kunnen toevalligheden zijn – denk eens, dat iemand haar naloopt en haar in haar hals kust.
Max. Nou ja – dat…..
Anatole. Nou – dat is toch niet zoo onmogelijk!
Max. Dus je wilt ’t haar niet vragen.
Anatole. O jawel ….. maar…..
Max. Alles wat je te berde hebt gebracht is onzin. Geloof mij, de vrouwen begrijpen ons wel, als wij hen naar hun trouw vragen. Als jij haar nu toefluistert met teedere, verliefde stem: ben je mij trouw…. Dan zal zij niet aan de punt van een heerenvoet of een een onbeschaamden kus is haar hals denken – maar alleen aan dat, wat wij gewoonlijk onder ontrouw verstaan, waarbij jou nog altijd het voordeel blijft, bij onvoldoende antwoorden verdere vragen te kunnen doen, die alles moeten ophelderen.
Anatole. Dus je wilt volstrekt dat ik ’t haar vragen zal…..
Max. Ik!.....Jij wilde het toch!
Anatole. Er is mij namelijk daar even nog iets te binnen geschoten
Max. Wat dan?
Anatole. Het onbewuste!
Max. het onbewuste?
Anatole. Ik geloof namelijk aan onbewuste toestanden.
Max. Zoo.
Anatole. Zulke toestanden kunnen van zelf ontstaan, ze kunnen echter ook kunstmatig opgewekt worden…..door verdoovende, door bedwelmende middelen.
Max. Wil je je niet wat nader verklaren…..?
Anatole. Stel je een kamer voor in schemer…..en vol stemming.
Max. Ik stel mij voor…..schemerachtig…..vol stemming.
Anatole. In die kamer zij…..en de een of ander.
Max.. Maar hoe zou zij daar binnen gekomen zijn?
Anatole. Dat wil ik voorloopig in ’t midden laten. Er is altijd wel een voorwendsel….. Genoeg! Zoo iets kan voorkomen. Nou…..een paar glazen Rijnwijn…..een eigenaardige zwoele atmosfeer die alles overheerscht, geur van sigaretten, geparfumeerde kleeden, gedempt licht onder matglas en roode gordijnen – eenzaamheid – stilte – enkel wat gefluister van lieve woorden……
Max. …..!
Anatole. Daar zijn ook anderen al voor bezweken! Die beter en kalmer waren dan zij!
Max. Jawel, maar ik kan het nog altijd niet overeenbrengen met de opvatting van trouw, dat iemand zich met een ander in zoo’n vertrek begeeft.
Anatole. Er is zoveel raadselachtigs…..
Max. Nou, vriendlief, je hebt de oplossing van een dier raadsels, waarover de verstandigste mannen het hoofd gebroken hebben, voor je; je behoeft alleen maar te spreken, en dan weet je alles wat er te weten wilt. Een enkele vraag – en dan hoor je of je een van de weinigen bent die de eenige geliefde is, kunt vernemen waar je mededinger is, kunt vernemen waar je mededinger is, vernemen waarmee hij de zege over jou gehaald heeft – en je spreekt dat woord niet uit. Je hebt de gelegenheid een vraag aan het noodlot te doen – en je stelt die vraag niet! Dagen en nachten lang kwel je je, je halve leven zou je geven voor de waarheid, nu ligt die vòòr je en je bukt je niet om ze op te rapen!
En waarom? Omdat het allicht uitkomen kan, dat een vrouw die je liefhebt, inderdaad zoo is als ze allemaal volgens jouw begrip, zijn moeten – en omdat je illusie je toch duizendmaal liever is dan de waarheid. Maak dus maar een eind aan het spelletje, maak dit meisje wakker, en stel je tevreden met het trotsche besef, dat je een wonder – zoudt hebben kunnen doen.
Anatole. Max!
Max. Heb ik soms ongelijk? Weet je zelf niet dat alles wat je mij daar straks vertelde uitvluchten waren, holle frases, waarmee je noch mij, noch je zelf bedriegen kon?
Anatole. (snel) Max….. hoor eens, ik wil, ja ik wil ’t haar vragen!
Max. Ah!
Anatole. Maar wees niet boos – niet in jouw bijzijn!
Max. Niet in mijn bijzijn?
Anatole. Als ik het hooren moet, het vreeselijke, als zij me antwoordt: neen, ik ben je niet trouw geweest – dan moet ik het alleen zijn die het hoort. Ongelukkig zijn – is nog maar een half ongeluk, beklaagd worden: dàt is het heele! - Dat wil ik niet. Jij bent toch mijn beste vriend, maar juist daarom wil ik niet dat je je oogen op mij richten zult met die uitdrukking van medelijden, die een ongelukkige pas te kennen geeft, hoe ellendig hij is. Misschien is het ook nog iets anders – misschien schaam ik mij voor je. De waarheid zul je toch wel te weten komen; je hebt dit meisje voor ’t laatst bij mij gezien, als ze mij bedrogen heeft! Maar je moet het niet gelijktijdig met mij hooren; dàt is het, wat ik niet zou kunnen verdragen. Begrijp je dat…..
Max. Jawel, beste vriend, (drukt hem de hand) en ik zal je dan ook met haar alleen laten.
Anatole. Beste vriend! (hem naar de deur geleidend.) In minder dan een minuut roep ik je weer binnen!- (Max af).
Anatole. (staat vóór Cora…..kijkt haar lang aan). Cora!.....! (schudt het hoofd, loopt rond). – Cora! - (Voor Cora op zijn knieën.) Cora! Mijn lieve Cora! – Cora! (staat op. Besloten). Word wakker…… en kus mij!
Cora (staat op, wrijft zich de oogen uit, valt Anatole. om den hals en kust hem). Anatole.!
Heb ik lang geslapen?.....Waar is Max?
Anatole. Max!
Max. (Komt uit de aangrezende kamer). Daar ben ik!
Anatole. Ja…..tamelijk lang heb je geslapen – je hebt ook gesproken in je slaap.
Cora. Lieve hemel! Ik heb toch niets gezegd dat niet goed is? –
Max. U heeft alleen op zijn vragen geantwoord.
Cora. Wat heeft hij dan gevraagd?
Anatole. O van allerlei!.....
Cora. En ik heb altijd antwoord gegeven? Altijd?
Anatole. Altijd.
Cora. En wat je gevraagd heb mag ik dat niet weten? –
Anatole. Neen, dat mag je niet! En morgen hypnotiseer ik je weer!
Cora. O neen! Nooit weer! Dat is iemand betooveren. Je wordt uitgevraagd en als je wakker bent, weet je er niets meer van, - Ik heb stellig niets dan onzin gebabbeld.
Anatole. Ja……bij voorbeeld dat je van mij houdt……
Cora. Zoo waarlijk.
Max. Zij gelooft het niet! Die is goed!
Cora. Nou ja…..dat had ik je ook wakker wel kunnen vertellen!
Anatole. Mijn engel! (Omhelzing.)
Max. Lieve menschen…..gegroet!-
Anatole. Ga je al weg?
Max. Ik moet.
Anatole. Wees niet boos als ik niet met je mee ga.-
Cora. Tot weerziens!
Max. Volstrekt niet. (Bij de deur.) Een ding is mij duidelijk: dat de vrouwen ook onder hypnose liegen…… Maar zij zijn gelukkig – en dat is de hoofdzaak. Gegroet, kinderen. (Zij hooren hem niet meer daar zij elkander in een hartstochtelijke omhelzing omvat houden.)
Scherm.

Terug naat Webwinkel van Antiquariaat Lilith

No comments: